субота, 13. март 2010.

Ik haat de winter. het is koud, de wind waait en het sneeuwt. Ik ben ziek. Ik heb hoofdpijn. Ik wil niet naar buiten gaan. Waneer ik voel als dit wil ik niemand zien. Ik wil graag de hele dag bij thuis liggen. In de zomer ben ik elke dag naar buiten en heb ik iets te doen. Mischien ik ben ziek omdat ben ik naar het huis van mijn zus gegaan. Ik heb de bus de lange tijd gewacht. Ik heb heel koud gehad. De wind heeft gewaait. Dan de bus is gekomen. Ik was heel vrolijk. Maar niet voor een lange tijd. De bus is met werken gestopt. Waneer ik ben daar gekomen ik ben ziek geweest. Ik voel me zo slecht. Ik ben een kopje thee aan het drinken. Mijn zus is aan het studeren. Ik moet naar doctor gaan. 

Нема коментара:

Постави коментар